Coördinatieraad van de Islamitische Instellingen van België
De Coördinatieraad van de Islamitische Instellingen van België (CIB) is een burgerplatform dat bestaat uit instellingen, federaties, organisaties en koepelstructuren van de islamitische gemeenschap van België. Deze Raad heeft de opdracht om de belangen van de islamitische gemeenschap te verdedigen met betrekking tot de aspecten die geen verband houden met het beheer van de temporalia van de islamitische eredienst toegewezen aan het EMB.
Het EMB en de AV kunnen bij de Coördinatieraad te rade gaan omtrent allerlei maatschappelijke kwesties.
Samenvatting :
In een arrest van 29 mei 2018 volgt het Europees Hof van Justitie de argumentatie van de Vlaamse moslimgemeenschap dat het ritueel slachten een religieuze rite is die beschermd wordt door de Godsdienstvrijheid. Het Hof benadrukt dat het Unierecht “uitdrukking geeft aan het positieve streven van de Uniewetgever om het slachten van dieren zonder voorafgaande verdoving mogelijk te maken, zodat de vrijheid van godsdienst, in het bijzonder die van praktiserende moslims, tijdens het Offerfeest daadwerkelijk wordt geëerbiedigd.” Hiermee komt het absoluut verbod op onverdoofd slachten, dat vorig jaar in Vlaanderen en Wallonië werd aangenomen, en dat thans wordt aangevochten voor het Grondwettelijk hof, onder druk. Tevens aanvaardt het Europees Hof van Justitie dat de tijdelijke slachtvloeren, mits de nodige investeringen, tijdens het Offerfeest kunnen worden omgevormd tot tijdelijke slachthuizen. Wat de tijdelijke slachtvloeren betreft, zoals die vóór 2015 bestonden, laat het Hof het aan de Belgische rechter om te beoordelen of het tekort aan slachtcapaciteit in Vlaanderen de godsdienstvrijheid beperkt, of zelfs schendt; alleen kan een dergelijke situatie die specifiek is aan één regio in één lidstaat de geldigheid van de verordening als dusdanig niet aantasten.
Tekst :
De Vlaamse moslimgemeenschap, vertegenwoordigd door de nationale, provinciale en lokale koepels van moskeeverenigingen (in totaal 48 organisaties), heeft kennis genomen van het arrest dat het Europees Hof van Justitie vandaag heeft uitgesproken betreffende de mogelijkheid om tijdens het Offerfeest (onverdoofd) ritueel te slachten op tijdelijke slachtvloeren.
In februari 2016 zag de Vlaamse moslimgemeenschap zich gedwongen om naar de rechter te stappen tegen de weigering van minister Weyts om nog langer tijdelijke slachtvloeren te erkennen waarop tijdens het Offerfeest ritueel (onverdoofd) kan worden geslacht.
De Vlaamse moslimgemeenschap is van oordeel dat de beslissing van minister Weyts een inbreuk vormt op de vrijheid van godsdienst die wordt gewaarborgd door onze Belgische Grondwet en door het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Door het gebrek aan slachtcapaciteit in de reguliere slachthuizen, wordt het grootste deel van de Vlaamse moslims belet om tijdens het jaarlijkse Offerfeest, in overeenstemming met hun religieuze voorschriften en tradities, een door hen gekozen schaap te slachten, en om het halal vlees samen te eten en te delen met familieleden en naasten.
De minister, van zijn kant, betoogde dat hij, op basis van de Europese regelgeving, niet anders kon dan onverdoofd slachten te verbieden op de tijdelijke slachtvloeren. De minister benadrukte hierbij dat de erkende slachthuizen op het vlak van dierenwelzijn en de bescherming van de volksgezondheid, een duidelijke meerwaarde bieden voor het onverdoofd slachten van dieren, in vergelijking met de tijdelijke slachtvloeren. Tevens werd in 2017 in zowel Vlaanderen als Wallonië een absoluut verbod op (onverdoofd) ritueel slachten aangenomen. Dit absoluut verbod treedt in werking in 2019.
In het arrest van vandaag benadrukt het Hof van Justitie dat het ritueel slachten een religieuze rite is die beschermd wordt door de Godsdienstvrijheid. Het Hof benadrukt dat het Unierecht “uitdrukking geeft aan het positieve streven van de Uniewetgever om het slachten van dieren zonder voorafgaande verdoving mogelijk te maken, zodat de vrijheid van godsdienst, in het bijzonder die van praktiserende moslims, tijdens het Offerfeest daadwerkelijk wordt geëerbiedigd.” Hiermee komt het absoluut verbod op onverdoofd slachten, dat vorig jaar in Vlaanderen en Wallonië werd aangenomen, en dat thans wordt aangevochten voor het Grondwettelijk hof, onder druk.
Wat de tijdelijke slachtvloeren betreft, aanvaardt het Europees Hof van Justitie dat deze slachtvloeren, mits de nodige investeringen, tijdens het Offerfeest kunnen worden omgevormd tot tijdelijke slachthuizen. Wat de tijdelijke slachtvloeren betreft, zoals die vóór 2015 bestonden, laat het Hof het aan de Belgische rechter om te beoordelen of het tekort aan slachtcapaciteit in Vlaanderen de godsdienstvrijheid beperkt, of zelfs schendt; alleen kan een dergelijke situatie die specifiek is aan één regio in één lidstaat de geldigheid van de verordening als dusdanig niet aantasten.
Het Europees Hof van Justitie heeft vandaag een duidelijk signaal gegeven: het huidige capaciteitsprobleem tijdens het Offerfeest is een “zuivere interne conjuncturele omstandigheid”, dat kan worden opgelost mits de nodige investeringen. De Vlaamse moslimgemeenschap neemt zich daarom voor om in de komende maanden en jaren – samen alle andere actoren, zoals de lokale overheden – verder te investeren in tijdelijke slachthuizen tijdens het Offerfeest. Op dit punt, ligt de bal ook mee in het kamp van minister Weyts.
De Moslimgemeenschap hoopt om spoedig terug haar échte Offerfeest te kunnen vieren, in een geest van vriendschap en verbondenheid, en met respect voor de democratische rechten van éénieder.
Wat tot slot het absoluut verbod op (onverdoofd) ritueel slachten in Vlaanderen en Wallonië betreft, kijkt de Vlaamse Moslimgemeenschap uit naar de uitkomst van de procedures bij het Grondwettelijk Hof. De Moslimgemeenschap heeft er alle vertrouwen in dat het Grondwettelijk Hof de voorzet van het Hof van Justitie zal volgen.
In een vonnis van 25 juli 2016 volgt de rechtbank van eerste aanleg van Brussel de argumentatie van de Vlaamse
Moslimgemeenschap dat het verbod op onverdoofd slachten op tijdelijke slachtvloeren tijdens het Offerfeest, ingesteld door minister Ben Weyts, problematisch is in het licht van de godsdienstvrijheid. De rechtbank stelt daarom een prejudiciële vraag aan het Europees Hof van Justitie.
De Vlaamse moslimgemeenschap, vertegenwoordigd door de nationale, provinciale en lokale koepels van moskeeverenigingen (in totaal 48 organisaties), is verheugd met het vonnis dat op 25 juli 2016 werd uitgesproken door de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel.
In februari 2016 zag de Vlaamse moslimgemeenschap zich gedwongen om naar de rechter te stappen tegen de weigering van minister Weyts om nog langer tijdelijke slachtvloeren te erkennen waarop tijdens het Offerfeest ritueel (onverdoofd) kan worden geslacht.
De Vlaamse moslimgemeenschap is van oordeel dat de beslissing van minister Weyts een inbreuk vormt op de vrijheid van godsdienst die wordt gewaarborgd door onze Belgische Grondwet en door het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. De beslissing om het ritueel slachten te verbieden op tijdelijke slachtvloeren, is een directe aanslag op het belangrijkste religieuze feest van een aanzienlijk deel van de Vlaamse bevolking. Door het gebrek aan slachtcapaciteit in de reguliere slachthuizen, wordt het grootste deel van de Vlaamse moslims belet om tijdens het jaarlijkse Offerfeest, in overeenstemming met hun religieuze voorschriften en tradities, een door hen gekozen schaap te slachten, en om het halal vlees samen te eten en te delen met familieleden en naasten.
De minister, van zijn kant, betoogde dat hij, op basis van de Europese regelgeving, niet anders kon dan onverdoofd slachten te verbieden op de tijdelijke slachtvloeren. De minister benadrukte hierbij dat de erkende slachthuizen op het vlak van dierenwelzijn en de bescherming van de volksgezondheid, een duidelijke meerwaarde bieden voor het onverdoofd slachten van dieren, in vergelijking met de tijdelijke slachtvloeren.
Deze argumenten worden nu, in het vonnis van 25 juli 2016, van tafel geveegd door de rechter.
De rechter stelt vast dat de tijdelijke slachtvloeren weldegelijk gelijkwaardige waarborgen bieden op het vlak van dierenwelzijn en volksgezondheid. De rechter verwijst daarvoor naar een auditrapport van de Europese Commissie. Tevens stelt de rechter vast dat het Federaal voedselagentschap de tijdelijke slachtvloeren qua hygiëne en dierenwelzijn niet slechter beoordeelt dan de reguliere erkende slachthuizen.
De rechter observeert dat de argumenten van minister Weyts eerder lijken ingegeven door het oogmerk om de moslimgemeenschap te dwingen om alternatieven te zoeken voor het Offerfeest, dan door de overweging dat reguliere slachthuizen werkelijk een betere plek zouden zijn om ritueel te slachten. Daarmee gaat de minister zijn boekje te buiten.
Het is niet aan een minister, wetgever of rechtbank om zich uit te spreken over de theologische juistheid van religieuze voorschriften en om alternatieven op te dringen.
Wat het Europees recht betreft, oordeelt de rechter dat de Europese verordening waarachter minister Weyts zich verschuilt, weldegelijk problematisch is in het licht van de godsdienstvrijheid. Deze verordening zou de lokale moslimgemeenschappen verplichten om de tijdelijke slachtvloeren om te bouwen tot werkelijke reguliere slachthuizen, enkel om één keer per jaar het Offerfeest te kunnen vieren. Een dergelijke financiële last is volgens de rechter niet redelijk. Ter illustratie verwijst de rechter naar Genk en Beringen, waar in 2015 twee slachthuizen werden erkend die enkel geopend zijn ter gelegenheid van het Offerfeest: “De ombouw van de tijdelijke slachtvloer naar een erkend slachthuis in Beringen zou 150.000 euro hebben gekost, en de jaarlijkse werkingskost zou geraamd zijn op 61.000 euro.” De rechter observeert dat dergelijke financiële lasten “aanzienlijk zijn en wellicht niet gemakkelijk zullen kunnen worden gedragen door alle lokale gemeenschappen. Er mag aan worden herinnerd dat er met het oog op het Offerfeest van 2014 niet minder dan 59 tijdelijke slachtinrichtingen werden erkend in het Vlaams Gewest.”
De rechtbank besluit dat “het Offerfeest wordt bemoeilijkt door het opleggen van een financiële last, terwijl deze moeilijkheden niet nodig lijken te zijn in een democratische samenleving om te voldoen aan de nagestreefde doelstellingen van dierenwelzijn en volksgezondheid.”
De Brusselse rechter is echter niet bevoegd om de verordening waarop minister Weyts zich beroept zelf ongeldig te verklaren. Enkel het Europees Hof van Justitie kan Europese Verordeningen toetsen aan de grondrechten. De rechter beslist daarom in het vonnis van 25 juli 2016 om een prejudiciële vraag te stellen aan het Europees Hof. Deze beslissing van het Europees Hof zal bindend zijn voor het uiteindelijke vonnis van de Brusselse rechter.
De Vlaamse Moslimgemeenschap kijkt uit naar de procedure voor het Europees Hof, en heeft er alle vertrouwen in dat het Hof het oordeel van de Brusselse rechter zal bevestigen. De Moslimgemeenschap hoopt om spoedig terug haar échte Offerfeest te kunnen vieren, in een geest van vriendschap en verbondenheid, en met respect voor de democratische rechten van éénieder.
Voor meer informatie kan u terecht bij onderstaande woordvoerders:
Nederlandstalig: Chahbi Tahar 0479 546023
Franstalig: Coskun Beyazgul 0499 279035
We hebben kennis genomen van de verklaringen van de Minister van Binnenlandse Zaken, de Heer Jan JAMBON, betreffende de moslimgemeenschap van België. We stellen dat ze de moslimgemeenschap stigmatiseren en dat ze onaanvaardbaar zijn vanwege een Minister die bevoegd is voor de veiligheid van alle burgers, ook van moslimbelijdenis.
We staan erop te herhalen dat de moslims van België altijd unaniem alle terroristische aanlagen, waar en door wie dan ook, hebben veroordeeld; en dus ook de aanslagen die ons land hebben getroffen en in diepe rouw gedompeld.
De verklaringen van de Minister bemoeilijken de inspanningen door het Executief van de Moslims van België om het radicalisme te bestrijden, via de organisatie van vormingen voor de imams, de islamconsulenten, de islamleerkrachten, de omkadering van de moskeeën, de infolijn, en andere initiatieven in het kader van het beheer van de temporalia van de islamitische eredienst.
Terwijl we ijveren om de haat in te dijken en te werken aan een harmonieuze samenleving, constateren we spijtig genoeg dat het politiek discours van sommigen radicaliseert, en de haat voedt ten opzichte van een ganse gemeenschap die zich op een onrechtvaardige wijze gestigmatiseerd voelt.
Deze verklaringen kunnen gerecupereerd worden door diegenen die van die stigmatiseringen gebruik maken om een strategie te ontwikkelen naar de zwaksten toe, om het discours van radicalisering te versterken; ze ondermijnen dan ook de strijd tegen dit radicalisme. Het is evident dat elk extremisme er andere uitlokt, in een context waar de rol van de politiek er juist zou moeten in bestaan de sociale cohesie te verzekeren en polarisering te vermijden.
We roepen de regering op, evenals alle politieke verantwoordelijken, en de Belgische maatschappij in al haar geledingen, zulk’n discours van stigmatisering en van haat ten opzichte van de Belgische moslimburgers, met klem te verwerpen.
Voor het EMB,
Salah ECHALLAOUI
Voorzitter
Voor de Coördinatieraad van Islamitische
Instellingen van België,
Coskun BEYAZGÜL en Tahar CHAHBI,
woordvoerders
De Coördinatieraad van islamitische instellingen van België (CIB) veroordeelt met klem de terroristische aanslagen van 22 maart 2016 in de vlieghaven van Brussel Nationaal en van het metrostation Maalbeek te Brussel.
Met grote droefheid betreuren we het overlijden van meer dan 34 medeburgers en meer dan 200 gewonden. We zijn in diepe rouw ten gevolge van deze catastrofe die ons land kent wegens laffe, afschuwelijke en ongemeen ingrijpende aanslagen.
Ons medeleven gaat naar de slachtoffers en hun dierbaren met wie we ons solidair voelen. We zijn overtuigd dat "niettegenstaande zijn vele facetten, het terrorisme een unieke vijand van de ganse mensheid is, en dat we het zullen overwinnen dank zij onze solidariteit en eenheid"
Voor de Coördinatieraad van islamitische instellingen van België (CIB)
Coskun BEYAZGUL Woordvoerder
Het voorbije jaar is er veel aandacht geweest in de media voor de verregaande gevolgen van de beslissing van Vlaams minister voor Dierenwelzijn, Ben Weyts, om met onmiddellijke ingang van 2015 het onverdoofd ritueel slachten te verbieden op de tijdelijke slachtvloeren.
De Belgische moslimgemeenschap heeft zich in dit debat steeds redelijk en constructief opgesteld, maar er kwam geen afdoende antwoord op de uitgestoken hand van de moslimgemeenschap. Ze zag geen andere uitweg meer dan om een gerechtelijke kortgedingprocedure op te starten, met het verzoek aan de rechter om de tijdelijke slachtvloeren toch toe te laten. Dit verzoek werd helaas niet ingewilligd op basis van motieven die niet juridisch zijn. Geconfronteerd met een situatie waarin een aanzienlijk deel van de moslims niet zou kunnen offeren tijdens het Offerfeest, riep de Coördinatieraad van Islamitische Instellingen van België uiteindelijk in september 2015 alle Belgische moslims op om dit jaar uit onderlinge solidariteit sowieso géén schaap te slachten. Aan deze oproep tot solidariteit werd massaal gehoor gegeven door de moslimgemeenschap. Uiteindelijk werden er op 23 september 2015 slechts zeer weinig dieren geofferd – ongeveer 78 procent minder schapen dan in 2014. Aangezien de grond van de zaak niet behandeld werd, eist de moslimgemeenschap waarborgen dat het Feest van 2016 verloopt volgens de voorschriften van de moslim eredienst. Ze heeft reeds een geding ten gronde aangevat bij de rechtbank van eerste aanleg.
Minister Weyts verschuilt zich achter de Europese regelgeving om het ingestelde verbod te rechtvaardigen. Hij stelt dat Verordening nr. 1099/2009 de absolute verplichting bevat dat álle rituele slachtingen onder álle omstandigheden in reguliere slachthuizen moeten plaatsvinden. De godsdienstvrijheid wordt echter ten volle erkend door de Europese Unie, en wordt als zodanig expliciet gewaarborgd door artikel 10 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest EU). De Europese Unie kan dus géén bepalingen (verordeningen en richtlijnen) aannemen die strijdig zijn met het Handvest en de daarin gewaarborgde vrijheden, waaronder de godsdienstvrijheid. Bovendien moeten de bepalingen van het Unierecht (verordeningen en richtlijnen) in het licht van de grondrechten worden geïnterpreteerd; dit geldt uiteraard ook voor de Verordening nr. 1099/2009. Welnu, een nadere lezing van Verordening nr. 1099/2009 leert dat de problematische lezing van minister Weyts helemaal niet de enige mogelijke is. Integendeel. Met name is ook een grondrechten-conforme lezing van Verordening nr. 1099/2009 mogelijk, die de tijdelijke slachtvloeren toelaat indien er in uitzonderlijke gevallen – zoals het Offerfeest – lokaal te weinig slachtcapaciteit voorhanden is in de reguliere slachthuizen. Deze grondrechten-conforme interpretatie volgt uit een samenlezing van de volgende bepalingen en overwegingen van Verordening nr. 1099/2009:
- Overwegingen nr. 15 en 16 en artikel 2, h) van de Verordening laten toe om het ritueel slachten van schapen tijdens het Offerfeest te kwalificeren als een “cultureel evenement”, waarbij wordt vastgesteld dat het gaat om een ‘evenement dat in wezen verband houdt met lang gevestigde culturele tradities, waarbij de productie van vlees slechts marginaal is in verhouding tot het evenement en ook niet economisch van belang is.’ Dit is inderdaad het geval tijdens het Offerfeest. belang toe te kennen aan specifieke plaatselijke omstandigheden.
- Verder wordt in overweging nr. 39 gewaarschuwd voor het overschrijden van de capaciteit van reguliere slachthuizen, vermits dit een negatief effect op het welzijn van de dieren kan hebben. Deze overweging bevestigt eens te meer hoezeer een uitzondering, tijdens het Offerfeest, ten behoeve van tijdelijke slachtvloeren wenselijk is, en strookt met de bedoelingen van de Europese wetgever.
- In overweging nr. 40 wordt daarnaast bevestigd dat het gebruik van mobiele slachthuizen het transport van dieren over lange afstanden kan terugdringen, hetgeen een bijdrage kan leveren aan het waarborgen van het dierenwelzijn. De lidstaten worden toegestaan om ter zake voor dergelijke mobiele slachthuizen specifieke nationale regels vast te stellen of te handhaven.
- Tot slot kan ook gewezen worden op de overwegingen (nr. 48 en 49) en bepalingen (art. 18 en art. 19) inzake ruiming en het doden van dieren in noodsituaties. Deze overwegingen en bepalingen bevestigen de logica van de EU-wetgever dat uitzonderingen ten behoeve van onverdoofd slachten buiten de reguliere slachthuizen aangewezen zijn, in die gevallen waarin de slachthuizen de plotse toevloed van dieren niet aankunnen (bv. bij ziektes of rampen) of in die gevallen waarin een verplicht vervoer van de betrokken dieren naar een regulier slachthuis nadelig zou zijn voor het welzijn van de betrokken dieren (bv. bij noodsituaties). Zoals hierboven werd toegelicht, gelden deze bekommernissen ook in het kader van het Offerfeest.
Op basis van het voorgaande, dient aldus te worden vastgesteld dat men weldegelijk over de mogelijkheid beschikt – en zodus verplicht is (cf. supra) – om te opteren voor een grondrechten-conforme lezing van de bepalingen van Verordening nr. 1099/2009, die het ritueel slachten in de tijdelijke slachtinrichtingen tijdens het Offerfeest onverlet laat, vermits er lokaal te weinig slachtcapaciteit voorhanden is in de reguliere slachthuizen. Een dergelijke grondrechten-conforme lezing van Verordening nr. 1099/2009 is in de gegeven omstandigheden namelijk de enige geldige lezing van deze verordening.
De Coördinatieraad van Islamitische Instellingen van België behoudt de hoop een oplossing met de overheid te vinden, maar zal erop toezien dat de vrijheid van eredienst voor de moslims van België gewaarborgd wordt.
Met het oog op een juiste communicatie en een beter begrip van de werking van de representatieve organen van de moslims van België enerzijds, en om komaf te maken met de amalgamen in het kader van de relaties die de overheidsdiensten moeten onderhouden met de godsdiensten anderzijds, wil de moslimgemeenschap van België via haar representatieve instanties die dit persbericht ondertekenen, meer duidelijkheid geven aan de publieke opinie om misverstanden in toekomstige communicaties te vermijden.
Wij willen preciseren dat de moslims van België onlangs nieuwe structuren hebben ingevoerd om de islamitische eredienst te organiseren met respect voor de wetgeving betreffende de organisatie en de behandeling van de godsdiensten in België. Het is absoluut noodzakelijk om in deze context te begrijpen dat deze stille hervorming kadert in een complete breuk met de oude structuren van het Executief van de Moslims van België sinds zijn erkenning in 1999 tot de publicatie van het koninklijk besluit van 2 april 2014 (gepubliceerd op 18 april 2014). Wat de moslimgemeenschap van België de afgelopen jaren heeft bereikt is niets minder dan een echte hervorming van haar representatieve instanties op basis van nooit eerder gezien intern overleg. Dit proces mag dus niet als een eenvoudige vernieuwing worden gezien.
Via deze hervorming hebben de moslims beslist om de islamitische eredienst te organiseren op basis van representatieve instanties op verschillende bevoegdheidsniveaus. Het dient in herinnering te worden gebracht dat het Executief van de Moslims van België het representatieve orgaan van de islamitische godsdienst ten aanzien van de overheidsdiensten is enkel voor haar opdracht die bestaat uit het beheer van de temporaliën van de islamitische godsdienst vanuit een louter administratief oogpunt. Het is een illusie te geloven dat deze instelling alles en om het even wat kan en moet doen met betrekking tot de aangelegenheden die betrekking hebben op de moslimgemeenschap van België in al haar aspecten.
Het Executief van de Moslims van België is inderdaad de gesprekspartner voor de overheidsdiensten in een logica van juridische noodzaak en in het kader van de financiering van de godsdiensten door de staat, volgens het beginsel van gelijke behandeling tussen de erkende godsdiensten en met respect voor de wetgeving betreffende de erkenning van de godsdiensten in België. Het is echter duidelijk dat het leven en de culturele behoeften van de moslims in België niet kan worden gereduceerd tot deze eenvoudige, overigens noodzakelijke administratieve rol.
Voor theologische kwesties of aspecten die verband houden met een een religieuze beoordeling, is de de Raad der Theologen bevoegd.
Kwesties die verband houden met het leven van de moslims als burgers, de behandeling van de onderwerpen en grote debatten van de samenleving, vallen onder de bevoegdheid van de Coördinatieraad van Islamitische Instellingen van België, die de basis vormt van de moslimgemeenschap.
In het licht van deze verduidelijkingen is het dus noodzakelijk om dit onderscheid te maken in functie van de prerogatieven van de representatieve instanties van België. Wij zullen niet nalaten om extra verduidelijkingen te geven wanneer dit nodig is met het oog op een constructieve aanpak.
Bovendien maken de moslims van België uiteraard deel uit van het Belgisch institutioneel kader en hebben ze respect voor de neutraliteitsbeginselen van de staat, de niet-inmenging, niet-discriminatie en het beginsel van scheiding tussen kerk en staat in de context van de vrijheden van godsdienst, ingeschreven in onze Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Wij betreuren echter te moeten vaststellen dat die beginselen soms worden vergeten door onze gesprekspartners bij de uitoefening van onze opdracht. Wij bevestigen stellig dat deze betreurenswaardige situatie niet kan blijven duren en dat de moslimgemeenschap onverbiddelijk zal zijn op dat vlak.
Wij hopen wat verduidelijking te hebben gebracht in de werking van onze nieuwe instelling met deze verschillende instanties en wij zijn van mening dat we misverstanden kunnen vermijden in de toekomst om tot een betere communicatie te komen.
Voor het Executief van de Moslims van België:
Noureddine SMAÏLI – Voorzitter
Voor de Algemene Vergadering van de Moslims van België:
Erdal BALCI - Voorzitter
Voor de Raad der Theologen:
Tahar TOUJGANI - Voorzitter
Voor de Coördinatieraad van de Islamitische Instellingen van België:
Coskun BEYAZGUL - Woordvoerder
Voor de Arbitrageraad:
Semsettin UGURLU - Voorzitter
De reportage bekijken (30:22).